‘Zullen, zouden, hoeven, hebben, kunnen, moeten, mogen’. Hulpwerkwoorden: we kennen ze allemaal en hebben ze waarschijnlijk veelvuldig gebruikt in teksten, maar dit zou eigenlijk niet moeten! Een actieve schrijfstijl is een belangrijk onderdeel van een goede tekst. In dit artikel vertellen we je de achterliggende gedachte en geven we voorbeelden van do’s en don’ts.
Wat is een actieve schrijfstijl?
In een actieve schrijfstijl staat het onderwerp van de zin centraal. Dit betekent dat die eerst wordt genoemd, gevolgd door het lijdend voorwerp. De zinnen staan altijd in de tegenwoordige tijd en er worden geen hulpwerkwoorden gebruikt, zoals ‘zullen, zouden, hoeven, hebben, kunnen, moeten en mogen’.
Dit klinkt misschien lastig, maar dat is het niet. Kijk maar eens naar onderstaande voorbeelden.
- Marlouk schrijft een artikel
- Het artikel is door Marlouk geschreven
In de eerste zin staat het onderwerp (Marlouk) centraal. Hij staat in tegenwoordige tijd en is kort en bondig, zonder een hulpwerkwoord (is).
In de tweede zin staat het lijdend voorwerp (het artikel) centraal. Het gebruik van een hulpwerkwoord (is) en bijvoegelijk naamwoord (geschreven) zorgen voor een minder actieve tekst, in de verleden tijd.
Waarom een actieve schrijfstijl?
In een actieve schrijfstijl, de naam zegt het al, staan zinnen in een actieve vorm. Dit leest lekker vlot weg en houdt de aandacht van je lezer vast. Een passieve vorm beschrijft dat iets ‘is geweest of gebeurd’. Een actieve zin speelt zich af in het hier en nu. Dit neemt de lezer mee in het verhaal en zet aan tot actie.
Daarnaast trekken passieve zinnen je verhaal ook in twijfel. Woorden als ‘zouden’ en ‘kunnen’ betekenen dat iets niet vaststaat. Dit maakt je verhaal minder geloofwaardig en dus minder krachtig.
Kun je altijd actief schrijven?
De oplettende lezer heeft wellicht al gezien dat dit artikel hulpwerkwoorden bevat. Hier ontkom je als schrijver niet aan, soms maakt een hulpwerkwoord je zin nét iets leesbaarder. Een compleet artikel zonder hulpwerkwoorden wordt erg statisch. De gouden regel is: probeer ze zoveel mogelijk te vermijden. Scan je artikel na het schrijven goed en probeer, waar het kan, actieve zinnen te gebruiken. Schrijf teksten altijd in tegenwoordige tijd, behalve als je iemand quote of een voorbeeldsituatie schetst.
Leestip: Zo schrijf je goede advertentieteksten voor online marketing
Hoe het NIET moet!
Ik zat laatst na te denken over een door mij geschreven artikel. Het zou best zo kunnen zijn dat deze nog kan worden aangevuld met nieuwe cijfers en statistieken. Online vond ik namelijk nieuwe gegevens, die het verhaal beter zouden kunnen onderbouwen. Hebben deze actuele gegevens een toegevoegde waarde voor mijn tekst? Waarom zou ik ze wel toevoegen? En wat kunnen redenen zijn om het niet te doen? Ik heb het voor mezelf op een rijtje gezet en een opsomming gemaakt van de do’s en don’ts. De conclusie? Teksten die je in het verleden hebt geschreven, kunnen altijd een scherpe blik gebruiken en worden geoptimaliseerd.
Hoe het WEL moet!
Ik neem graag oude artikelen onder de loep. Ik ben er namelijk van overtuigd dat nieuwe cijfers en statistieken een aanvulling zijn. Ik vond online de nodige gegevens, die mijn verhaal beter onderbouwen. Heeft die actuele informatie toegevoegde waarde? Aanpassen of niet? Een lijstje met do’s en don’ts helpt vaak om e.e.a inzichtelijk te maken. De conclusie? Reeds geschreven teksten verdienen een scherpe blik en optimaliseren kan altijd.
Leestip: Tijdloos schrijven: deze tekst schreef ik 12 jaar geleden over H&M
5 tips om een actieve schrijfstijl te gebruiken
Begrijp je de noodzaak van een actieve schrijfstijl, maar weet je niet goed hoe je dit in de praktijk toepast? Deze 5 tips helpen je op weg.
1. Schrap hulpwerkwoorden
De belangrijkste regel om een passieve schrijfstijl te voorkomen is: gebruik geen, of zo min mogelijk, hulpwerkwoorden. Ze zijn vaak overbodig en maken zinnen onnodig langdradig.
2. Schrijf in de tegenwoordige tijd
Gebruik de tegenwoordige tijd in je teksten en houd je lezers in het hier en nu. Dit maakt artikelen actief. Beschrijf je iets uit het verleden of quote je iemand? Dan mag de verledentijdsvorm wel. Wat je nooit moet doen is beiden door elkaar gebruiken, dat klopt grammaticaal zien.
3. Houd je verhaal kort en bondig
Zoals je in bovenstaande voorbeelden ziet, is de tekst die in de actieve vorm staat korter. Lange zinnen maken je verhaal passief en zorgen ervoor dat mensen afhaken tijdens het lezen.
4. Stel vragen
Vragen zijn een actieve ‘break’ in je verhaal. Een beschrijving van een situatie wordt snel langdradig, terwijl een simpele vraag direct een treffende situatie schetst. In bovenstaand voorbeeld zie je dit bijvoorbeeld door het gebruik van ‘De conclusie?’. Een vraag stellen geeft je bovendien de ruimte om deze te vervolgens met een concreet antwoord.
5. Richt je direct tot je doelgroep
Beeld je in dat je het verhaal niet schrijft, maar aan iemand vertelt die voor je zit. Dit maakt je tekst niet alleen actief maar ook persoonlijk, nog een pluspunt!